In het voorjaar maakte Isabelle een reis naar de Azoren, het eiland São Miguel. Lees haar blog waarin ze haar tips, avonturen, verwonderingen en romantische legendes over dit Portugese eiland beschrijft.
Lees hier alle blogs van Isabelle
In maart liep ik onverwacht COVID op, de week voor ik naar São Miguel (Azoren) zou vertrekken. Twee weken werden er één maar aan schoonheid heb ik niet moeten inboeten. Uitstel is geen afstel.
Ik arriveerde nogal laat (enkel vluchten vanuit Lissabon trouwens niet vanuit Faro), rond middernacht met ook nog eens dat extra uur tijdsverschil en stapte de eerste de beste taxi in. Een wat oudere, grijzige man (van weinig woorden) reed me met hoge snelheid tot aan mijn verblijfplaats Casa Ateneu in Ponta Delgada. De wegen waren verlaten en de chauffeur reed als een bezetene eigenlijk – zodat hij na mij misschien nog anderen van de luchthaven kon oppikken. Zo werd me later door een local toch verteld (hij was dus niet dronken gelukkig).
Waarom wilde ik naar de Azoren?
Waarom wilde ik eigenlijk naar de Azoren? Omdat ik in de eerste plaats had vernomen dat er unieke, botanische tuinen waren (wat ik fantastisch vind) en een soort exotisch klimaat met ananassen en zo. Ik ben echter geen type dat op voorhand veel uitstippelt of opzoekt (ik vertrek meestal gewoon), dus ik wist eigenlijk niet dat de Azoren en specifiek São Miguel veel meer te bieden hebben dan ik aanvankelijk dacht. Zoals bijvoorbeeld dat de eilanden allemaal vulkanisch zijn en daarmee ook warmwaterbronnen hebben (zoals in Ijsland).
Ik had niet lang ervoor nog een sweatlodge bijgewoond bij Temple of the Earth in Aljezur gericht op women and womb healing (over die ervaring moet ik misschien toch ook eens bloggen btw). Om dan plots terecht te komen in de borrelende buik van moeder aarde zelf sloot hier wel mooi op aan. En dat het bruiste en borrelde (en stonk) kan ik wel getuigen.
In deze pruttelputten kon je maar beter niet duiken (zwavel) maar in andere warmwaterbronnen was het heerlijk dobberen. Zoals in het bruine bad van het adembenemende Parque Terra Nostra in de Furnas vallei bijvoorbeeld. Mijn bikini ziet er nog gelig van want hoewel aangenaam (ik heb daar wel drie uur in die poel gelegen denk ik) was het water enorm ijzerhoudend.
Ik logeerde in een air b&b vlakbij (@furnasspringlodge) maar als je even helemaal in de luxe wil, is het Terra Nostra Garden Hotel wel the place to go denk ik: “More than a hotel and a garden, it is a destination, an icon of São Miguel and the Azores which provides unique and memorable experiences to those who visit us.”
Er is trouwens een (leuke) legende hoe de naam Açores is ontstaan.
Beeld je in dat je een (Portugees) avonturier bent en je dit eiland op een dag ontdekt. Je besluit er te gaan wonen (want het is er prachtig). Dan zie je een vogel vliegen en je denkt ‘het is een havik’ – um açor. Logisch dat je het eiland dan Açores noemt, toch? Later bleek het echter geen havik te zijn maar een buizerd. Tja.
Ponta Delgada
De eerste twee dagen verbleef ik in Ponta Delgada, met zo’n 45 000 inwoners de hoofdstad van São Miguel waar regelmatig vliegtuigen overvliegen en landen (er is ook een militaire basis) en cruiseschepen aanmeren. Van hieruit kan je ook boottochten boeken om walvissen en dolfijnen te gaan spotten.
Ik weet niet hoe het komt maar sinds ik hier op Portugese bodem woon, is mijn constitutie ook danig veranderd en waar ik aanvankelijk nog vegan wilde zijn (daar bestaat bewijs van trouwens in een van mijn beginnende blogs dus kan ik niet gaan ontkennen) ben ik na meer dan 15 jaar (strikt) vegetariër te zijn geweest intussen geëvolueerd naar een soort van flexitariër. Soort van want er is geen regel in te trekken of enige regelmaat uit te deduceren. Soms moet deze ‘vegetariër’ plots gewoon frango piri piri (want kip is hier zo’n geweldige local dish en van zo’n geweldige kwaliteit) of bestelt deze flexitariër plots een hotdog aan een kraam in Ponta Delgada ‘With everything on it?’ – ‘Yes with everything on it’ (maar volgende keer geen olijven por favor).
In deze context is er trouwens een grappig gezegde in het Portugees ‘O que não mata, engorda’ – vrij vertaald ‘What doesn’t kill you fattens you up’. Een mens moet soms eens een beetje uit de bocht gaan vind ik. Voor mij is dat dan zo’n gestoorde hotdog bestellen bijvoorbeeld.
Wat ik daar ook nog deed, is een ritje in zo’n typisch toeristentreintje. Melig, zeg je? Ik vind het best charmant eigenlijk, als enige toerist (het was maart) met nog een ander ouder Duits koppel de stad door te rijden (in tegenstelling tot de taxi on speed ging dit trouwens aan een voetgangerstempo – het treintje had ook een soort dikke, rare wielen als van een go-car). We reden langs en in enkele van die botanische tuinen waar ik specifiek voor kwam en ik vond het fantastisch.
Furnas
De drie dagen na Ponta Delgada had ik in Furnas geboekt, aan de andere kant van het eiland en hier kwam ik makkelijk (en goedkoop) met de lokale bus. Er zijn veel bochten op dit eiland dus blijf zeker uit het raam kijken (moest je ooit op die bus zitten). In Furnas is een educatief centrum waar je info via beeld en video kunt krijgen over de streek en de vulkanische activiteit (en de gevolgen daarvan).
Maar wie wil het nu over (saaie) gesteentes hebben? Laten we het in deze blog gewoon leuk en groen houden (speciaal aan de gesteentes daar is trouwens dat ze alle kleuren hebben door de aanwezigheid van zeer veel, diverse mineralen – wat zeldzaam is blijkbaar). Ik bombardeer jullie even met wat foto’s in plaats van de geologische toer op te gaan.
De laatste dag boekte ik in Ponta Delgada nog een jeeptour van een dag met in de voormiddag een bezoek aan het magische Lagoa do Fogo (Lake of Fire) en in de namiddag dé meest bezochte trekpleister van het eiland Sete de Cidades (Seven Cities) met Greenzone Azores, een absolute aanrader!
Ik ben een blogger, een ‘schrijver’ maar voor die dag heb ik haast geen woorden.
Lagoa do Fogo
Ik kreeg in de voormiddag een privé tour van Eduardo, een superfijne man met Angolese roots die nog een extra detour met me maakte naar enkele hotsprings en me ook nog op een lokaal geteelde Darjeeling trakteerde in een theehuis op een heuvel met fantastisch, panoramisch uitzicht. Want o ja naast ananassen kweken ze er ook thee (enige theeplantages in Europa trouwens).
Had ik al verteld dat Lagoa do Fogo een toverachtige uitwerking heeft?
Ik stond daar en het voelde alsof dat meer iets beschermend had, iets mannelijk (of kwam dat nu door Eduardo). Anyhow, ik vertelde hem dat ik Lagoa do Fogo zag als een man die de twee andere vulkaankraters links en rechts van hem op het eiland als zijn twee vrouwen beschermde. En ja dat klinkt misschien tikkeltje conservatief of old school (alhoewel met twee vrouwen) maar toch, Eduardo begreep het.
Later vertelde hij me trouwens (we hebben af en toe nog eens contact) dat hij dat romantische verhaaltje van mij nu ook aan de andere toeristen op zijn tours vertelt (ook wel romantisch vind ik).
’s Middags hadden we lunch samen en in de soep zat ook een typisch soort worst van daar (gelukkig ben ik nu flexitariër en hoef ik over zulke dingen niet meer moeilijk te doen) en het hoofdgerecht was een geweldige bacalhau. Ik eet graag dingen die ik niet ken en dompel me graag onder in de couleur locale, zelfs als het strand deze keer zwart ziet (en de stenen die je hebt opgeraapt naar gas rieken omdat het vulkanische stenen zijn).
Een tour de magic in een knalgroene jeep: Sete de Cidades
Na het dessert (we deelden samen nog een chocomousse) werd ik door een andere gids, de eigenaar van het bedrijf overigens, opgepikt en samen met nog een koppel uit Estland deden we een tour de magic in een knalgroene jeep.
Era uma vez…
Zal ik verder maar niet in zweverig poëtische beschrijvingen vervallen (ik zei toch dat dat Lake of Fire een magisch effect heeft) – op één zeemzoete legende na dan?
Als je het meer van Sete de Cidades bezoekt zie je van bovenuit precies twee meren, alleszins twee verschillende tinten van kleur. De ene kant kleurt groenig en het andere meer blauw. En hier begint het verhaal…
‘Era uma vez…’
Er was eens een prinses die verliefd werd op een Azoriaanse herder. Echter haar vader de koning vond deze verwantschap maar niks (uiteraard). Goed als hij desondanks van inborst toch was, liet hij de prinses nog één laatste ontmoeting toe met haar geliefde, ter afscheid. Je kan je wel inbeelden hoe dat gaat wanneer je je grote liefde voorgoed vaarwel moet zeggen.
En dus huilden de prinses en de herder een meer vol tranen waarvan het grootste gedeelte voornamelijk blauw ziet (omdat de prinses blauwe ogen had en prinsessen meer huilen dan herders) en het andere stuk meer groen.
Voor de minder romantische zielen onder ons; het ene stuk van het meer ziet meer blauw omdat het de lucht weerkaatst en het andere meer groen door de aanwezigheid van de bomen eromheen. Aldus de meer wetenschappelijke uitleg.
‘Cry me a river…’ was een liedje van Julie London. Maar op de Azoren Julie huilen ze een heel meer bijeen. En ik ga zo ook huilen…
…want Isabelle mist S. Miguel.
Super leuk om te lezen, dank je wel voor je mooie ervaringen